De kikker en de koe
nr 2 op de route
Hij kwaakte zo luid, hij kwaakte zo hard,
toch kon hij geen vrouwtje verleiden.
Dus zonder een maatje en met ’n droef hart
sprong hij treurig door de Middelsteegse weiden.
Daar trof hij een koe, stond traag te herkauwen,
een grazer zo groot had hij niet vaak gezien.
Jij kreeg een idee en een sprankel vertrouwen:
kon een kikker ook groot zijn misschien?
‘Waarom niet’, zei de koe. ‘Probeer maar te grazen.’
Maar ’t vegadieet bleek heel snel een flop.
Daarop zei de koe: ‘Probeer dan eens te blazen,
waarom pomp je jezelf niet wat op?’
De kikker die zoog toen zijn wangen vol lucht
en kwaakte: ‘Zeg, ben ik al groot?’
Maar de koe schudde nee, slaakte enkel een zucht
en de kikker bleef blazen, zijn kopje werd rood.
En dóór blies de kikker, met nog meer vermogen,
en de koe werd bezorgd, hij riep: ‘Stop, stop meteen!’
Maar het was al te laat, en vlak voor zijn ogen
ontplofte de kikker, viel in stukken uiteen.
In zichzelf zei de koe, na die kwalijke zaken,
dat je beter kunt blijven wat je al bent.
‘Stel je voor dat een koe als een kikker gaat kwaken,
ik denk dat een stier snel de weide uitrent.’
© Geurt Franzen
naar een fabel van Aesopus